
Dyscalculie
Vul een subtitel in
Dyscalculie
Dyscalculie is een rekenstoornis die niet verdwijnt. Zelfs niet door veel te oefenen. Het woord dyscalculie betekent letterlijk 'slecht rekenen'. Het is een hardnekkig probleem met het aanleren en automatiseren van de basisvaardigheden van rekenen en wiskunde. Dyscalculie wordt niet veroorzaakt door beperkte cognitieve vaardigheden of gebrekkig onderwijs. Deskundigen schatten in dat ongeveer 2-3% van kinderen last heeft van deze hardnekkige rekenstoornis.
Bij het rekenen wordt er gebruikgemaakt van meerdere hersengebieden, waaronder het taalcentrum. Daarbij is ook nog het frontale hersengebied actief, wat een rol speelt bij planning en probleemoplossing. Een getal bestaat namelijk uit verschillende onderdelen. Neem bijvoorbeeld het getal 3: deze bestaat uit het woord 'drie', het cijfer '3' en de hoeveelheid l l l. Dyscalculie is daardoor een complexe stoornis.
Kenmerken
Mogelijk heb je vanuit school signalen ontvangen dat jouw zoon of dochter moeite heeft met leren rekenen, of ervaar je dit zelf in het dagelijks leven of tijdens het maken van huiswerk. Kinderen met dyscalculie zijn doorgaans te herkennen aan de volgende kenmerken:
Hij of zij:
- blijft simpele procedures gebruiken (bijvoorbeeld lang op de vingers tellen);
- heeft problemen met het aanleren van getallen;
- maakt veelvuldig omkeringen van getallen;
- heeft problemen met de plaats van getallen;
- heeft problemen met het automatiseren van rekenfeiten, zoals de sommen tot 10 of tafels;
- haalt cijfers in grote getallen door elkaar;
- heeft problemen met meetkunde en klokkijken
- heeft weinig inzicht in het getallensysteem;
- heeft moeite met het aanleren, onthouden en toepassen van oplossingsprocedures (bijvoorbeeld bij het uitrekenen van (grotere) keersommen);
- heeft moeite met het afleiden van de rekensom uit tekstueel weergegeven opgaven;
- is onvoldoende in staat een koppeling te leggen tussen vergelijkbare opgaven.
In de eerste jaren van het basisonderwijs worden de basisvaardigheden van het rekenen intensief geoefend met het doel ze te automatiseren. Een leerling weet dan: 5 plus 4 is 9, en stapt moeiteloos over naar 15 plus 4 of 15 plus 14. Hetzelfde geldt voor eenvoudige aftrek-, vermenigvuldig- en deelsommen. Deze vaardigheden worden door het veelvuldig oefenen, opgeslagen in het langetermijngeheugen en worden daar zo nodig zonder enige moeite (automatisch) uit naar boven gehaald. Er hoeft dan geen energie meer besteed te worden om eenvoudige sommen en onderdelen van bewerkingen uit te rekenen. Dat is handig, want een kind kan van opgeslagen kennis gebruikmaken als de rekenopgaven ingewikkelder worden.
Kinderen met dyscalculie slagen er niet in zich deze rekenvaardigheden vlot eigen te maken. Er is bij hen sprake van een beperkte 'rekengeschiktheid' vergeleken met wat ze kunnen begrijpen van rekenen en wiskunde.
Bij kinderen met dyscalculie zijn de basisvaardigheden van het rekenen vaak niet goed ontwikkeld. Het is belangrijk om aan te sluiten bij het huidige rekenniveau en gebruik te maken van de kwaliteiten van het kind. Indien nodig moet er in sommige gevallen teruggegaan wordt naar het begin.